Vrijheid en onderworpenheid 10
Ad de Jong
Vrijheid en onderworpenheid in de vrijmetselarij.
Een gewetensonderzoek naar aanleiding van de begin 2015 verschenen roman Soumission (in het Nederlands vertaald onder de titel Onderworpen) van de Franse schrijver Michel Houellebecq.
De roman Soumission
In de zomervakantie probeer ik altijd een of meer boeken te lezen in de taal van ons vakantieland, tenminste wanneer dat Frans, Duits of Engels is. Dankzij een jaar studie Frans in Neuchâtel na mijn middelbare school, behoort ook Frans tot de talen die ik met niet al te veel moeite kan lezen. Het lezen van een Frans boek is één van de middelen om mijn in 1965 en 1966 verworven taalvaardigheid enigszins op peil te houden.
Afgelopen zomer koos ik de nieuwste roman van de eigentijdse Franse schrijver Michel Houellebecq (*1959), getiteld Soumission.
Het boek dateert van 2015 en is in het Nederlands vertaald door Martin de Haan en getiteld Onderworpen. Houellebecq heeft naam gemaakt met een aantal boeken waarin hij enerzijds de achterlijkheid van de islam bekritiseert als ‘la religion la plus con’(de meest stupide religie) en anderzijds kritiek uit op het doorgeschoten individualisme van de huidige westerse consumptiemaatschappij. Deze streeft volgens hem geen waarden meer na. Sommigen spreken van Houellebecq als de nieuwe Theo Van Gogh (die in 2004 vermoord werd).
De roman Sousmission kan geclassificeerd worden als een futuristische roman, een roman over een verbeelde toekomst. In dit geval gaat het om een soort science fiction, maar dan op politiek gebied: niet gericht op science maar op de maatschappij.
De roman gaat over een verbeeld Frankrijk van 2022, over 6 jaar dus. In de tweede ronde van de presidentsverkiezingen van 2022 wordt Mohammed Ben Abbes van de partij de Islamitische broederschap president van Frankrijk. Dit heeft hij te danken aan de steun van andere partijen die willen vermijden dat het Front National van Marine Le Pen aan de macht zou komen.
De roman speelt in het universitaire milieu en laat de geleidelijke veranderingen aan de universiteit zien, die als gevolg van deze politieke machtswisseling plaatsvinden. Deze veranderingen betreffen zowel de universitaire organisatie als de opvattingen van de hoofdpersoon François, een wat trieste, ongehuwde veertiger. Hij is een weinig succesvolle universitair docent Franse letterkunde aan de Sorbonne.
François is typisch een kind van onze maatschappij van vrijheid en individualisme, waarin volgens Houellebecq de idealen van de Verlichting ontaard zijn in een hyper individualistische, egoïstische en hedonistische instelling met ongekende seksuele vrijheden en een groot gebrek aan waarden. Zo leeft François er seksueel maar op los met de nieuwe lichtingen van studentes en is hij geobsedeerd door pornowebsites.
Maar hij ervaart ook de doorgedraaide maatschappij, waarbij voortdurend de grenzen van wat mogelijk is worden afgetast en opgerekt. Deze onlustgevoelens zijn het begin van het geleidelijk opschuiven van François naar een maatschappij waarin religie een rol speelt in het leven van de mensen.
Er ontstaat een wisselwerking tussen de gebeurtenissen van buiten, zoals de uitroeping van de Sorbonne tot islamitische Universiteit en de verandering in hemzelf, waarbij hij zich uiteindelijk onderwerpt aan de Islam. Deze onderwerping ziet hij als een nieuwe kans in het leven, de kans van een tweede leven. Hij concludeert dat hij nergens spijt van zou hoeven te hebben.
Einde van de laïcité en uitsluiting van vrouwelijke docenten aan de Sorbonne
Een belangrijk deel van het boek Soumission is gewijd aan de consequenties voor de universiteit van de machtsovername door de Moslimbroederschap. Besloten wordt dat de Sorbonne de eerste islamitische universiteit van Frankrijk wordt. De universiteit wordt daartoe geprivatiseerd. Rijke geldschieters uit het Midden Oosten zorgen voor een grote opknapbeurt van de universitaire gebouwen. In de tijd voor de machtsovername zagen die er verslonsd uit, nu herrees alles in volle glorie.
Voor de docenten waren er echter grote gevolgen. Mannelijke docenten konden alleen hun baan houden wanneer zij zich lieten bekeren. François ontvangt dan ook een ontslagbrief met een pensioenvoorziening. Vrouwelijke docenten kunnen zonder meer niet geaccepteerd worden op een islamitische universiteit en krijgen een afvloeiingsregeling. Nu er alleen nog mannen in aanmerking komen is de werkgelegenheid aan de universiteit geen punt meer. Later wordt François benaderd door de rector-magnificus voor een nieuwe, veel beter betaalde baan bij de Sorbonne, mits hij zich laat bekeren.
‘Schande!’ riep ik hardop over het Zuidfranse landschap van mijn vakantiebestemming. ‘Omkoperij!’ Hiermee zou een eind komen aan de scheiding van kerk en staat en de beroemde laïcité van de Franse overheid. Daarbij wordt godsdienst gezien als een privéaangelegenheid van een burger, die in het openbare leven geen rol mag spelen. Hierbij voel ik mij als vrijmetselaar betrokken. Kwam de vrijmetselarij niet al in 1885 op de bres voor het handhaven van het openbaar onderwijs en wilde zij voorkomen dat de staat bijzonder onderwijs ging subsidiëren, tevergeefs overigens.
Ik voel mij dubbel betrokken, omdat mijn vader in de jaren vijftig van de vorige eeuw, toen de Nederlandse samenleving nog op en top verzuild was, de pas naar het directeurschap van de Nederlandse Onderwijsfilm werd afgesneden. Er werd een minder ervaren kandidaat verkozen, uitsluitend omdat op die post per se een katholiek moest worden benoemd na een protestantse benoeming op een voorafgaande vacature bij het Ministerie van Onderwijs.
In de diepe crisis waarin mijn vader daarna geraakte en die leidde tot vrijwillige ontslagname om principiële redenen, samen met enkele andere medewerkers, bracht zijn advocaat hem in contact met de vrijmetselarij. Daarin voelde hij zich onder gelijkgestemden. Uit volle overtuiging koos hij voor mij voor neutraal onderwijs op een van de Nutsscholen en het neutrale Nederlands Lyceum.
Meer nog dan over de nieuw ingevoerde godsdienstige grondslag van de universiteit, was ik ontzet over het ontslag van de vrouwelijke docenten, alleen omdat zij vrouw waren. Ja, het is maar een roman en politieke fictie. Maar morgen kan het gebeuren en er is al heel wat afgeschreven in de pers over Houellebecqs voorspellend vermogen.
Zijn de vrouwenemancipatie en gelijke rechten voor mannen en vrouwen niet een van de belangrijke verworvenheden van de Verlichting? Heeft het verlichte denken niet de grote emancipatiebewegingen in gang gezet? Heeft mijn grootvader, die net als ik hoogleraar was aan de Universiteit van Amsterdam, zich niet herhaaldelijk uitgelaten over het belang van meer vrouwen in de wetenschap? Is het uitsluiten van vrouwen alleen omdat zij vrouw zijn niet discriminatie van het ergste soort en in strijd met de rechten van de mens? Het zou voor een verlicht denker toch ongehoord zijn van universiteiten een mannenbolwerk te maken, iets dat wij gelukkig achter ons hebben gelaten.
Soumission en de vrijmetselarij
Achtbare meester, waarde broeders, ik sta hier niet om een boekbespreking te geven, maar om maçonnieke arbeid op te leveren. Ik zou niet voor dit boek als onderwerp van mijn bouwstuk gekozen hebben, als niet tijdens het lezen allerlei vragen in mij op kwamen die een relatie hebben met de vrijmetselaar in mij. Van een literaire schrijver als Houellebecq hoeft niet verwacht te worden dat hij antwoorden geeft op de door hem opgeroepen vragen. Voor de lezer-vrijmetselaar geldt dit volgens mij nu juist wel.
Als vrijmetselaar en kind van de Verlichting moet ik de confrontatie aan met Houellebecq want voor mij straalt de Verlichting nog steeds haar licht uit over de wereld. Voor zover ook ik zie dat de instandhouding van waarden en gemeenschapszin tekort schieten, wijt ik dit niet aan de Verlichting. Laat staan dat ik de oplossing zou zoeken in een samenleving waarin geen scheiding bestaat tussen kerk en staat.
Mijn eerste reactie was dan ook een enorme antipathie tegen het gebrek aan ruggengraat van François. Hij gaat niet mee naar Israël als zijn joodse vriendin daarheen emigreert omdat zij zich niet meer op haar gemak voelt in het islamitische Frankrijk. Je kunt verder toch niet zomaar alles verloochenen waar je voor stond en je onderwerpen aan een religie die niets moet hebben van zelfstandig denken. Wat een slapjanus, die zich laat verleiden door het aanbod van een goedbetaalde baan bij de Islamitische universiteit en lekkermakerij met de mogelijkheid meerdere vrouwen te nemen. Zonder veel moeite accepteert hij het nieuwe Frankrijk, waarbij de vrouw is onderworpen aan de man en de man aan de god van de Islam.
Het ergste is nog, dat heel Frankrijk de omwenteling gelaten ondergaat en tevreden lijkt met de nieuwe situatie. De werkeloosheid is opgelost doordat vrouwen niet meer deelnemen aan het arbeidsproces, het geweld in de buitenwijken is geluwd, de waarden van de familie vormen de basis van de samenleving en van de sociale zorg, die daardoor niet meer door de overheid gefinancierd hoeft te worden, en de vrouwen zijn weer terug naar het aanrecht. Die apathie moet wel voortkomen uit een onverschilligheid en uitholling van de waarden waar Frankrijk voor stond sinds de Verlichting, de vrijheid van meningsuiting voorop.
Wat betreft die apathie heeft Houellebecq zich verkeken: de moordaanslag op de redactie van Charlie Hebdo op 7 januari 2015, nota bene op dezelfde dag dat Houellebecqs boek het licht zag, leidde allesbehalve tot apathie en tot één grote internationale (zij het westerse) betoging vóór de vrijheid van drukpers.
Toch brengt Houellebecq mij tot een gewetensonderzoek. Is alles in onze samenleving nog wel in de rechte verhouding? Is er een soort implosie van het verlichte denken in onze samenleving waarbij het niet alleen van buitenaf bedreigd wordt, maar ook van binnen uit zijn kracht verliest? De Verlichting leerde ons zelfstandig te zoeken naar waarheid. In het kielzog van de Verlichting werden mensen niet meer beoordeeld naar afkomst, ontstonden de democratie en de emancipatiebewegingen van de burgerij, de arbeiders, de vrouwen, homoseksuelen.
Onlangs riep NRC-columnist Bas Heijne in een column getiteld ‘Onze waarden’ nog op deze niet te verloochenen, door homoseksuele vluchtelingen maar te isoleren en te accepteren dat joden beter geen keppeltje kunnen dragen.
Een oproep om getrouw te zijn aan onszelf in maçonnieke termen. Wat doet de vrijmetselarij eigenlijk aan het uitdragen van de waarden van de Verlichting? Zijn er geen contradicties tussen vrijmetselarij en Verlichting?
Hoe zit het bijvoorbeeld met het zelfstandig zoeken naar waarheid enerzijds en de gerichtheid op de meester anderzijds? Immers wij spreken van ‘Getrouw aan zichzelf, de medemens tot steun, gericht op de meester’. Aannemend dat hier de opperbouwmeester des heelals wordt bedoeld, is het de vraag of elke zoektocht naar waarheid deze vindt in een schepper van de wereld. Wat betekent het als een vrijmetselaar, getrouw aan zichzelf, het te voltooien bouwwerk ziet in het intermenselijke in plaats van in het goddelijke? Als een tempel van de Humaniteit, om in termen van de achttiende eeuwse verlichte schrijver Lessing te denken. Volgens hem zou de mens zich niet moeten onderwerpen aan de vooroordelen van de aangeboren religie en juist alle scheidingen tussen de mensen moeten opheffen.
Kan iemand die niet gelooft in God lid zijn van de Orde? In artikel 1 van Ordegrondwet staat dat de vrijmetselaar zijn arbeid verricht in het licht van een hoog beginsel, symbolisch aangeduid als Opperbouwmeester des heelals.
Vaak spreek ik erover met mijn schoonvader, atheïst en bijna zijn leven lang vrijmetselaar geweest. Ik ga vandaag hier verder niet op in, want ik weet dat onze Orde en in ieder geval onze loge soepel omgaat met het al dan niet geloven in God. Bovendien zou ik dan ook het derde graads rituaal erbij moeten betrekken.
Uitsluiting van vrouwen in de vrijmetselarij
Het lezen van Soumission bracht mij op een ander punt, waar onze Orde beslist minder soepel mee omgaat: de uitsluiting van vrouwen in onze Orde. Waarom blijft het bij een conditie op de vrouw tijdens de tafelloge, maar staat onze Orde niet open voor vrouwen? Ik bedoel dan niet vrouwen van vrijmetselaars, maar vrouwen in het algemeen die zich aangetrokken voelen tot de vrijmetselarij.
Ik hoor mijn broeders daarover allerlei argumenten te berde brengen: mannen zouden zichzelf niet kunnen zijn of zich niet bloot kunnen geven in het bijzijn van vrouwen, de sfeer van de getande rand zou verloren gaan, er zouden ongepaste relaties ontstaan, de Orde zou door buitenlandse ordes niet meer als regelmatig erkend worden. Allemaal met een wel erg kleine en soms iets minder kleine kern van waarheid en zeker niet echt overtuigend in het licht van het verlichtingsideaal.
Ondertussen wordt wel zowat de helft van de bevolking buitengesloten uitsluitend op grond van seksualiteit, net als het spookbeeld dat de roman Soumission opwekt. De hoofdpersoon François schikt zich erin. Wat kan ik er tegen inbrengen, wanneer ik mij zelf schik in het niet openstaan van onze Orde voor vrouwen? Lijk ik niet op François die zich schikt en zich onderwerpt? Potverdorie, hoe kom ik hier uit? Hopelijk staat broeder redenaar mij straks bij wanneer hij het geweten der loge laat spreken.
Kunnen wij als vrijmetselaars een mannenorganisatie blijven wanneer wij erfgenamen van de Verlichting pretenderen te zijn ? Hoe vrij denken wij wanneer wij de ordes van de vrouwelijke en gemengde vrijmetselarij niet eens vanuit onze Orde erkennen? Is het niet onverlicht dat weefsters of leden van Le Droit Humain beschouwd worden als profanen en niet kunnen visiteren bij onze loges?
Toch is een overstap naar de gemengde orde Le Droit Humain voor mij geen optie: ik wil niet vluchten uit mijn Orde. Het gaat erom dat mijn Orde in mijn ogen iets ongerijmds doet. Ik zou wensen dat mijn Orde zichzelf gaat zien in het nieuwe licht van deze tijd: een tijd waarin de idealen van de Verlichting bedreigd zijn en daarom extra zuiver voor het daglicht moeten treden. Een tijd waarin vrouwen zelfstandig zijn en een eigen beroepsleven leiden. Waarin vrouwen zelfs in de bouw actief zijn nu fysieke kracht steeds minder een voorwaarde is, een tijd waarin zelfs de minister van defensie een vrouw is.
Zou ook onze Orde niet open moeten staan voor mannen én vrouwen, met één grootoosten en, zo men dat wenst, differentiatie op logeniveau met mannelijke, vrouwelijke of gemengde loges? Het klinkt wat plat, maar sportverenigingen en studentenverenigingen staan inmiddels ook open voor mannen en vrouwen, hebben alleen gescheiden teams of jaarclubs. Ook een gerenommeerde serviceclub als de Rotary is ons voorgegaan. Kan onze Orde dit uit zichzelf opbrengen of wachten wij tot de eerste rechtszaak?
De zogenaamde ‘vrouwenkwestie’ is niet nieuw in onze Orde. Het buitensluiten van vrouwen is diverse malen aan de orde geweest. De oprichting van de gemengde loge Le Droit Humain in Frankrijk in 1893 deed onze Orde wakker schrikken en leidde tot discussie. In 1903 is het niet toelaten van vrouwen al door sommige broeders als een anachronisme gezien.
Een meerderheid van de loges vond toen dat het niet aanging vrouwen alleen wegens hun vrouw-zijn buiten de vrijmetselarij te houden.
Er kwam een commissie, maar tot openstelling voor vrouwen kwam het niet, vooral omdat de consequentie zou zijn dat buitenlandse grootmachten de Orde niet meer als regelmatig zouden erkennen. Wel leidde dit tot de oprichting van de Vereeniging van Vrouwen van Vrijmetselaren, in de wandeling de vijf v’tjes. Hierbij ging het echter om vrouwen als verlengstuk van hun mannen en zelfs zij bleven buitengesloten van de eigenlijke maçonnieke arbeid.
Veel later, na de Tweede Wereldoorlog, werd de orde van de Weefsters opgericht. Met medewerking van vrijmetselaren zijn inwijdingsritualen opgebouwd die pasten bij de bewuste zelfstandigheid en het bewuste vrouwelijke karakter van deze orde. Ondanks de grote verwantschap bleef onze Orde de weefsters beschouwen als profanen, die niet konden deelnemen aan onze maçonnieke arbeid. Hoe groot die verwantschap is bleek onlangs nog uit het dubbelportret van John en Dorine Kempen in het decembernummer van Vrijmetselarij: ‘hij vrijmetselaar, zij weefster’.
In 2001 kon prof. Anton van de Sande, toen bijzonder hoogleraar Vrijmetselarij, nog schrijven: ‘Zie ik het goed dan windt tegenwoordig bijna niemand zich meer op over de vraag of vrouwen al dan niet tot de maçonnerie toegelaten mogen worden.
Hij kon niet weten dat er een grote verandering op handen was die het vraagstuk weer acuut zou maken.
Zijn tekst was geschreven vlak voordat in hetzelfde jaar de aanslagen op de Twintowers in New York werden gepleegd. Sindsdien zijn wij in een andere wereld beland. De als universeel beschouwde idealen van de Verlichting blijken niet meer universeel te zijn, maar worden bedreigd vanuit een wereldbeeld dat de westerse samenleving op zijn grondvesten laat schudden.
Dat zijn voor een belangrijk deel ook de grondvesten van de vrijmetselarij, grondvesten waartoe de vrijmetselarij ook een bijdrage heeft geleverd: de eigen verantwoordelijkheid van het individu, het zelfstandig zoeken naar waarheid, het belang van het redelijk denken, het vermijden van vooroordelen, zoals die op basis van ras, sekse en seksuele geaardheid, respect en tolerantie voor ieders persoonlijke overtuiging.
Slot: vrijheid en onderworpenheid in de vrijmetselarij
Achtbare meester, waarde broeders, waar het lezen van een boek niet toe kan leiden in mijn geweten. Ik heb getrouw aan mijzelf mijn hart gelucht binnen de getande rand van deze loge. Niet om lid te worden van een commissie van het Grootoosten die het vrouwenvraagstuk opnieuw gaat bestuderen. En ook niet als motief om de Orde te dekken. Maar wel om u een dilemma in mijn geweten voor te leggen. Houellebecq roept een dilemma op tussen de gecorrumpeerde verlichting van westerse samenleving en de religieuze maar onverlichte waarden van de islam. De keuze is voor mij niet moeilijk: de westerse samenleving.
Maar na het lezen van Houellebecq heb ik hier wel een kanttekening bij: wij zullen ons veel meer moeten inzetten om onze waarden onder de loep te nemen en weer in de rechte verhouding te brengen waar zij dreigen te ontsporen. In de vrijmetselarij geldt dit a fortiori: het is immers de wens van degene die zich laat inwijden het licht te zien. Wij zullen ons moeten afvragen wat onze bijdrage is: niet alleen om beter mens te worden, maar ook om een betere samenleving te bewerkstelligen en om de waarden die wij voorstaan uit te dragen.
Laten wij, om recht van spreken te hebben, beginnen enkele ongerijmdheden op te ruimen die onze Orde belemmeren getrouw te zijn aan de verlichtingsidealen. Of maconniek gezegd: laten wij de struikelblokken in onszelf proberen op te heffen. Het niet willen openstellen van de Orde voor vrouwen lijkt mij, gezien de positie van de vrouw in onze samenleving en de bedreiging daarvan vanuit onverlichte hoek, wel een van de grootste struikelblokken om getrouw te zijn aan onszelf op onze reis naar het licht. Houellebecq heeft mij wakker geschud. Er zijn niet alleen de oude plichten, maar ook nieuwe plichten.
Ik bevindt mij in goed gezelschap, want ook Maarten Zweers ziet in zijn bijdrage in het jubileumboek bij 250 jaar vrijmetselarij dat de argumenten om vrouwen te weren op den duur niet te handhaven zijn.
Hij voegt daar nog een geheel nieuwe dimensie aan toe. De belangrijke rol van integratie in de samenleving, wat volgens hem vooral een vrouwelijk fenomeen is tegenover het mannelijke fenomeen van differentiatie. Volgens hem zullen wij de vrouwelijke inbreng geestelijk hard nodig hebben om niet in een onnatuurlijke en onvruchtbare verstarring te geraken. Daarbij wijst hij op de verlossing van het mannelijke door het vrouwelijke, zoals in toneelstukken van Shakespeare, bij Goethe en in diverse opera’s van Beethoven, Wagner en Richard Strauss.
Zou het juist dit vrouwelijke element waar Zweers het over heeft, kunnen zijn dat ons kan verlossen van de ontsporingen van de verlichtingsidealen waar Houellebecq het over heeft? Verlossen van het doorgeschoten individualisme, de ongeremde ideeën over vrijheid en het gebrek aan gemeenschapszin in de westerse samenleving? Zou het vrouwelijk element in onze Orde ons erop kunnen wijzen dat wij niet alleen met onze rede moeten werken aan onze ruwe steen? Maar dat wij ook, met gevoel voor integratie en gemeenschappelijkheid onze bewerkte steen in het gezamenlijk bouwwerk moeten plaatsen? Dat wij niet alleen kunnen halen van de samenleving, maar ook moeten brengen?
Als wij het struikelblok van de vrouwenkwestie weten te overwinnen, wacht ons dan het belangrijkste wapen om de verlichtingsidealen nieuw leven in te kunnen blazen? Maakt de wisselwerking tussen het mannelijke en het vrouwelijke ons dan sterk genoeg om de uitkomst van de donkere profetieën van Houellelbecq te voorkomen?
Maarten Zweers’ gedachte maakt, dat ik dit bouwstuk kan verbinden met een van mijn vorige bouwstukken, gewijd aan het Amerikaanse vrijheidsbeeld.
‘Liberty enlightening the world’ is de officiële titel van dit beeld in de haven van New York en plaatst het onmiskenbaar in een maçonnieke context. Is Miss Liberty, ontworpen door de Franse vrijmetselaar-beeldhouwer Bartholdi, niet met opzet een vrouw? Het beeld heeft voor mij een bijzondere symboliek: de geheven toorts ziet eruit als één van de kleine lichten, de stralenkrans op het hoofd van Miss Liberty lijkt op de vlammende ster. Het gaat hier om een vrouw die de idealen van de Verlichting én de vrijmetselarij uitdraagt.
In 2001 was haar boodschap nodiger dan ooit: het licht van de vrijheid en de duisternis van de rookwolken van het World Trade Center stonden face to face.
De symboliek hiervan is de pers niet ontgaan: de volgende dag stond een tekening in de krant van Miss Liberty in zittende houding met haar handen voor de ogen in plaats van de geheven toorts in haar rechter hand.
Onderworpen. Een indringender illustratie van Houellebecqs spookbeelden kan ik mij niet voorstellen.
Verlicht de vrijheid de wereld nog sindsdien, vroeg ik mij in 2005 al af. Of heerst de onderworpenheid? En wat kunnen wij, vrijmetselaren, eraan doen om het licht weer in volle luister te laten schijnen in onze loge, onze Orde en onze wereld?
Achtbare meester, genoeg stof tot een gedachtenwisseling binnen de getande rand van onze loge. Al is het literaire fictie, het gaat over religie en politiek, waarover wij geen twistgesprekken behoren te hebben, maar wel van gedachten mogen wisselen en ik zou zelfs durven zeggen moeten wisselen. Van de jongere en jongste broeders – zowel qua profane als maçonnieke leeftijd – zou ik het in het bijzonder op prijs stelen wanneer zij deelnemen aan deze gedachtenwisseling, als u dit toestaat. Zij immers staan meer dan ik in de huidige werkzame samenleving waarin vrouwenparticipatie vanzelfsprekend is.
Ik hoop, achtbare meester, hiermee aan uw opdracht te hebben voldaan om een maçonniek bouwstuk op te leveren.