Bouwstuk1: Tussen goed en kwaad. 14 mei 2018.

© Henk Vos

Achtbare meester, waarde broeders. De titel van mijn bouwstuk is “Tussen goed en kwaad”. Het ligt voor de hand om dan te denken aan “kiezen tussen goed en kwaad”. De etiketten goed en kwaad lijken handig als je een keus moet maken: kies het goede dan komt het goed. Maar zo simpel ligt het niet. Om te kunnen kiezen moet je dan wel weten wat goed is en wat kwaad. En dat gaat niet altijd goed. Tussen kwaad en goed liggen andere mogelijkheden.

Die hebben te maken met mijn opvatting over God, en met mijn ontwikkeling in de loop van de tijd. Daar wil ik u ook een schets van geven. Ik zal u kort vertellen hoe ik ben opgegroeid, hoe mijn geloof in God zich heeft ontwikkeld, en wat dat nu nog voor mij betekent. Dat is een stuk kennis over mijzelf, over mijn opvattingen, over mijn spiritualiteit.

Daarna zal ik ingaan op de verhouding van Goed en Kwaad zoals ik dat interpreteer vanuit Genesis 2 en 3 in de bijbel. Naar mijn mening komen daaruit drie mogelijke opvattingen naar voren die ik hierna zal uitleggen. Opvatting 1. Het is verkeerd om onderscheid te willen maken tussen goed en kwaad, dat moet je aan God overlaten. Dit is de religieuze interpretatie van een gelovige. Opvatting 2. Helaas wil de mens zelf uitmaken wat goed en kwaad is. Dit is de religieuze interpretatie dat de mens een zondaar is. Opvatting 3. Er bestaat een driewaardige logica waarin je niet uit kunt maken of iets goed of kwaad is. Dit is de profane opvatting die iedereen, gelovig of niet, kan overnemen.

En dan mijn vragen in relatie tot de vrijmetselarij. Hoe denk ik over de OBdH? Wat stelt dat vòor voor mij? En wat betekenen die opvattingen voor mijn gedrag? Voor de keuzes die ik maak? Want je wilt goed doen en kwaad vermijden, toch? Kan dat wel? Moet ik altijd een keuze maken? Een standpunt innemen? Mijn verhaal is een zoektocht. U hoeft het er niet mee eens te zijn. De bedoeling is alleen om u aan het denken te zetten.

Eerst zal ik mijn achtergrond schetsen, voor zover die van belang is voor dit bouwstuk. Ik ben opgegroeid in Huizen aan het Gooi, in een tijd dat dat een vissersdorp was, rustig, aan de ene kant bossen, aan de andere kant weilanden, aan de derde kant het Ijsselmeer, en tenslotte nog de heide, u begrijpt het al, aan de vierde kant. Ouders waren in die tijd bezig met hard werken en kinderen krijgen. Dat had als voordeel dat ik met mijn vrienden vrijuit de bossen en heide in kon trekken, over een afstand van ongeveer 5 bij 10 km. Ik kreeg dus de ruimte. Daar zochten we zelf wel uit wat we deden, en wat niet. Vrijheid dus. Een goede voorbereiding op de vrijmetselarij.

Ik ben Gereformeerd Synodaal opgegroeid. Dat is niet zo streng. In de kerk zat je een of twee keer per zondag. Dat was best spannend. Er praatte natuurlijk voortdurend een dominee op je in, maar in die tijd zaten er ook heel wat leuke meisjes in de kerk. Daarmee contact proberen te maken hield je wel bezig. Die dominee zei dingen waarvan ik al snel de onzin doorhad. Er was een God die goed, alwetend, almachtig was. Hoezo, almachtig? Kan hij een steen maken die zo zwaar is dat hij hem zelf niet kan optillen? En waar bevond die God zich dan? God was overal, maar je zag hem nooit. Noch op de wolken, noch in het heelal. En wat was zijn relatie met de Satan, het kwaad? In het verhaal van het boek Job praten God en de Satan met elkaar zoals br:. Costeris laatst heeft uitgelegd. En Job komt er achter dat God helemaal niet zo goed is, en dat je eigenlijk niets van hem begrijpt. Kunnen goed en kwaad met elkaar praten? Horen ze soms bij elkaar? Hebben alle zaken soms een goede en een kwade kant? Of kùn je dat niet eens begrijpen?

In de loop van de tijd heb ik alles laten vallen wat niet klopt, en wat dominees formeel hebben geleerd en van elkaar napraten. Bovendien leerden wij dat je de bijbel zèlf moest lezen, en zèlf leren begrijpen wat er staat. We werden opgevoed als kind van de Verlichting (Kant)! We leerden nadenken over wie de bijbel heeft geschreven en waaròm en waarom op die manier. Hij is geschreven in die tijd, waarin de verhouding tussen God en mens anders begrepen werd. Wat in de bijbel staat heb ik leren schiften en leren begrijpen op een dieper, een symbolisch niveau. Maar ik heb geprobeerd vast te houden wat waardevol leek, en belangrijk, en waar. Dus niet het kind met het badwater weggooien. En wat ik overhield, de essentie, werd me steeds duidelijker en blijkt nu als twee druppels water te passen op wat ik in de vrijmetselarij tegenkomt.

Allereerst God. In de bijbel leer je dat je God niet kunt kennen. Hij is ondoorgrondelijk. Omdat mensen graag over het ondoorgrondelijke willen praten, gaven ze het een naam. De beroemde filosoof Wittgenstein zei nog waarschuwend: Wovon man nicht sprechen kann, daruber soll man schweigen. (Waar je niet over kan spreken, daarover moet je zwijgen). De joden mochten God dan ook geen naam geven! Want iets zonder naam, daar kun je natuurlijk niet over spreken. Maar mensen willen God blijkbaar als een persoon zien, en een naam geven. Dan kun je over hem praten en hem laten zeggen wat je graag wil horen. Ook de kerken, en naties, willen hem graag voor hun karretje spannen. Ik heb wel honderd verschillende namen gezien voor God. Die mijzelf het meest aanspreken zijn: Het Grote Mysterie, en Het Eeuwige (dus niet: De eeuwige), en Het Oneindige, en Het Enige, en Licht, en Liefde. Helaas vergeten mensen vaak dat spreken over God als een Hij, altijd bij wijze van spreken is, symbolisch dus.

God is dus geen persoon, maar “iets”, een kracht, een dimensie van het zijn. God is overal. In de materie, in de levende natuur, in de mensen. Maar je ziet hem nooit, net als de dimensie tijd, of de dimensie magnetisme. Dààr weet ik alles van. Toen ik dertien was besloot ik dat ik de wereld wilde leren begrijpen. Dus ging ik natuurkunde studeren, en sterrenkunde. En relativiteitstheorie, wat over de tijd- en ruimtedimensies, en zwaartekracht gaat.  Die dimensies vindt je overal, zonder dat je ze kunt zien. Net zo doordringt God alles, in mijn visie. Het gaat hier om verbindingen waar ook anderen van spreken. Jung spreekt over het onbewuste, waarin elementen zitten die tijdloos zijn en die alle mensen gemeenschappelijk hebben. Je kunt zeggen dat er verbindingen tussen mensen zijn die via het onderbewuste lopen. De beroemde parapsycholoog Tenhaeff vermoedde dat er een soort fluïdum bestaat, dat buiten tijd en ruimte om, verbindingen toestaat tussen mensen onderling, en mensen en materie. Dit fluïdum zou de drager van de parapsychologische verschijnselen kunnen zijn. Ik denk dat zulke verbindingen mysterieus en ondoorgrondelijk zijn. Ze zouden symbolisch God genoemd kunnen worden.

De bijbel gaat dus niet over God, maar over de mens, zijn dromen, de beelden die hij heeft van God. Verder is er iets merkwaardigs aan de hand in de bijbel met betrekking tot de duiding van de verhalen. De verhalen in de bijbel staan er soms op twee manieren. Bijvoorbeeld staat op de ene plaats (Gen.3:7) dat de mens, toen hij door kreeg dat hij naakt was, vijgenbladeren aaneen hechtte en schorten maakte. Maar op een andere plaats (Gen.3:21) staat dat God kleren maakte van dierenvellen voor de mens en zijn vrouw, en hen daarmee bekleedde. Het  laatste (God doet het)  kan opgevat worden als een religieuze interpretatie, het eerste (de mens handelt) als een profane interpretatie. Op meer plekken in de bijbel wordt eenzelfde gebeurtenis op twee zulke manieren beschreven alsof ze gelijkwaardig zijn (bijv. het hart van Farao, Ex. 7:3 en 7:13). Blijkbaar is het dus zo dat volgens de bijbel gebeurtenissen religieus of profaan geduid kunnen worden, zonder dat dat met elkaar in tegenspraak is..

Deze twee interpretaties sluiten elkaar niet uit, maar staan naast elkaar. Zo kun je dus ook aan de ene kant denken dat God de aarde en alles daarop heeft geschapen, maar je kunt ook denken dat de aarde en alle leven door evolutie tot stand zijn gekomen. Deze  opvattingen kunnen gewoon naast elkaar staan, ze zijn verschillende interpretaties van dezelfde feiten, de een religieus, de ander profaan. Jullie zullen begrijpen dat de profane interpretatie mij het meest aanspreekt, maar toch kunnen we van de religieuze interpretatie ook iets leren. Het verbonden zijn van mensen in God zou je een religieuze interpretatie kunnen noemen. Het verbonden zijn  via dimensies, in de fysica verstrengeling genoemd, dat is een fysische verbinding of contact, zou je een “verklaring”, of een profane interpretatie kunnen noemen.

In het eerste deel van de bijbel speelt niet alleen God maar ook de Satan, d.i. het gepersonifieerde kwaad, een rol. God en Satan praten gewoon met elkaar. Het lijkt wel of ze bij elkaar horen. Dus dat betekent dat goed samen op pad kan gaan met kwaad, zoals in de laatste film Star Wars is verbeeld, waar br:. Jos me op wees. Het een kan niet zonder het ander. Maar hoe zit het met goed en kwaad volgens de bijbel?

In het begin van de bijbel staat daarover een mooi verhaal. God plaatst de eerste mensen in het paradijs. In het midden daarvan staat de boom van Kennis van goed en kwaad. Als je daarvan eet zul je als God zijn, en goed en kwaad kennen. God verbiedt de mens daarvan te eten. De mensen gehoorzamen God niet maar eten van die boom. Dat gaat via de vrouw. Die ziet een lekker appeltje aan die boom hangen, ze heeft honger, de appel ziet er sappig uit, en je moet toch wat eten! Eva zorgt goed voor haar man Adam, zoals een goede vrouw betaamt, dus geeft ze die ook wat. En later zegt Adam dan tegen God: De vrouw die jij mij gegeven hebt, die heeft mij laten eten. Hier gebeurt wat altijd gebeurt: afschuiven van de schuld op de vrouw.

Dit is natuurlijk allemaal symbolisch bedoeld, de bijbel is geen geschiedenisboek. Wat betekent dit verhaal? Dat is lastig. De Joden beweren dat elke tekst in de bijbel op 99 manieren kan worden uitgelegd, en dat het jouw taak is de 100-ste te vinden. De uitleg die je het meest in de kerk (en ook daarbuiten) hoort, is dat de mens ongehoorzaam is geweest aan het gebod van God, en daarom gestraft wordt. Hij zondigt en wordt uit het paradijs verbannen. Mìjn uitleg is dat het hier gaat om het voor God willen spelen. Dat je dàt niet moet willen, want dat is de èchte zonde. Het bepalen van goed of kwaad is iets dat je aan God moet overlaten. Je moet niet als God willen zijn, want dat kun  je niet.

Maar de mens wil toch graag wel als God zijn. Daarom eet hij van de boom en heeft opeens inzicht in het bestaan van goed en kwaad. Hij ziet bijvoorbeeld opeens dat hij naakt is. Ze maken dan ook gelijk kleren: Kunnen ze ook de appels kwijt. De praktijk is dan dat de mens gaat uitmaken wat goed en kwaad is. Goed en kwaad zijn blijkbaar geen vaste categorieën maar etiketten die de mens gaat plakken op gedrag of gebeurtenissen of op keuzes die hij maakt. Hij gaat bepalen wat goed is en wat niet, wat eigenlijk voorbehouden moet zijn aan God, aan het Grote Mysterie. God zèlf vertelt ons nìet duidelijk wat goed is en wat kwaad. De stem van God is praktisch niet te horen, want hij heeft geen stem. Toch, als je heel stil bent en het kabaal en de onrust van de wereld even opzij schuift, is het soms net of er iets in je oor fluistert, of in je hart.

De mens zou eigenlijk moeten erkennen dat hij niet, of niet altijd, uit kan maken wat goed of kwaad is. Hij zòekt wèl naar kennis van goed en kwaad, op grond van zijn beperkte ervaring, en hij legt die vast in afspraken en in wetten, ethisch of juridisch. Maar dan blijkt vaak dat dat niet altijd mogelijk is. Een voorbeeld uit de oorlog. Liegen wordt over het algemeen gezien als niet goed. Maar is het kwaad om te liegen als er een Duitser aan de deur vraagt of er Joden in huis zijn? Een ander voorbeeld. Op Bali was het goed dat vrouwen hun enkels bedekten en hun borst bloot lieten. Onder invloed van de westerse cultuur is dat nu precies omgekeerd: borsten bedekken en enkels bloot is tegenwoordig goed. Dit had tot gevolg dat de westerse mannen naar de bergen op Bali trokken om de ouderwetse Balinese vrouwen te zien, terwijl de Balinese jongeren naar het strand gingen om de enkels van de westerse vrouwen te bekijken. En in het westen mag tegenwoordig alles bloot, maar dan wel op bepaalde plekken, aan het naaktstrand en in de sauna. Of een ander voorbeeld: was Hitler het ultieme kwaad? Hield hij niet van zijn honden? En van zijn vriendin Eva Braun?

De vraag of iets goed is of kwaad kun je op drie manieren beantwoorden, waarvan we er twee hebben gehad. De eerste is dat je het overlaat aan God. Even terzijde: Mijns inziens is dat ook de manier waarop dieren staan tegenover elkaar opeten of niet. Als een leeuw geen honger heeft loopt hij langs het hert, als hij wel honger heeft gaat hij er achteraan. In dat opzicht zou de mens nog iets van de dieren kunnen leren: je eet als je honger hebt, en niet als het tijd is voor lunch of diner. En je kunt de koe bedanken voor haar lichaam dat zij ter beschikking heeft gesteld.

De tweede manier is dat de mensheid zelf uitmaakt wat goed of kwaad is. Er is dan een keus uit twee mogelijkheden. De keus is dan goed of kwaad, duaal, net als waar of onwaar, wit of zwart, het een of het ander. Deze keus is bipolair, tweewaardig. Zo’n keus kan tot belangrijke gevolgen leiden. Een voorbeeld. Van Einstein komt de bekende zin: God dobbelt niet. Dat zei hij in de discussie met Bohr, over de kwantumfysica, waarin het toeval een grote rol speelt. Einstein heeft hier een aanmatigend oordeel over God. In feite heeft deze keus hem belemmerd in zijn verdere werk. Je kunt immers niet zeggen dat God dobbelt of niet, misschien doet hij dat soms wel, soms niet. Maar als je ervan overtuigd ben dat God niet dobbelt, ben je ook niet in staat de relativiteitstheorie met de kwantumtheorie (die gebaseerd is op toeval) te combineren, wat Einsteins doel was en waar men nog steeds niet goed uit is.

Er is nog een derde, profane, mogelijkheid, namelijk door je te realiseren dat het vaak niet mogelijk is om een uitspraak te doen over goed of kwaad. Er is dan een keus uit drie mogelijkheden: iets is kwaad, of goed, of je weet het niet, het is niet uit te maken. In de wiskunde bestaat een driewaardige logica, waarin precies is ontdekt hoe correcte redeneringen in dit soort gevallen verlopen. In die logica is de ontkenning van goed niet: kwaad, want er is nog een derde mogelijkeheid. In die logica is er geen tegenstelling waar/onwaar, of goed/kwaad. Deze logica heb ik ontdekt toen ik het redeneren van studenten onderzocht. Dat was toen ik onderwijskunde en leerpsychologie bestudeerde, na de natuurkunde.

[Met de rede van de tweewaardige logica kom je er vaak niet uit. Bijvoorbeeld. Als je geen kennis van goed en kwaad hebt, zoals Adam, dan kun je niet weten of God gehoorzamen een goede zaak is of niet. Je kunt dan ook niet weten of eten van de boom van kennis van goed en kwaad, überhaupt een goede zaak is of niet. De filosofische vraag is of je met kennis van goed en kwaad kunt uitmaken of het kennen van goed en kwaad een goede zaak is of niet. Met andere woorden , is kennis van goed en kwaad reflexief of niet, werkt deze op zichzelf terug of niet.]

Voor mij betekent dit allemaal alleen maar dat je niet moet oordelen over het gedrag van een ander. Bijvoorbeeld een oorlog kan goed zijn, of kwaad zijn, of je kunt het niet uitmaken. Dit is ook een steun om in het dagelijks leven niet te snel te oordelen: ook als je het niet eens bent met iemand, bestaat de mogelijkheid dat je het mis hebt, of zelfs dat het echt niet uit te maken is wie er gelijk heeft. Oordeel niet opdat je niet geoordeeld wordt, door jezelf, in je onbewuste (en niet door een rechter in een eindoordeel). Maar grote ego’s zullen je dwingen om een standpunt in te nemen.

Iedereen kent wel zo’n situatie. Er zijn partijen die al een standpunt hebben ingenomen. Die partijen hebben de mensheid al ingedeeld in wij of de anderen. Vriend of vijand. En jij staat ertussen, en wil je niet aansluiten bij de ene of de andere partij. Er wordt dan vaak enorme druk uitgeoefend om een keus te maken. Je moet heel sterk in je schoenen staan om dan toch jezelf te blijven, en je niet te laten beïnvloeden. Geen standpunt innemen is lastig. Onze natuurlijke reactie is snel oordelen. Zo ontstaan kleine en grote oorlogen.

Het is dus ook niet zo dat God, of wat voor mij hetzelfde is, de OBdH, dat die goed is en de mens slecht. Alsof het kwade door de mens in de wereld komt. Zo is het niet (verg. Jung). Dat is logisch omdat God overal aanwezig is, ook in de mens. Als God goed is, is dat goede dus automatisch ook in de mens aanwezig. Maar als God kwade aspecten heeft, zitten die ook in de mens. Onze grote psycholoog Jung zegt dan ook dat er voor een gezonde menselijke geest een evenwicht tussen goed en kwaad nodig is. Dat betekent dus: accepteer het kwade dat in je zit, en breng dat in evenwicht met het goede. De OBdH zal zorgen dat de tempel waar je aan gaat bijdragen en deel van gaat uitmaken, volmaakt wordt. En dit is dan weer een religieuze interpretatie. En volmaakt houdt dan mijns inziens de menselijke kwalificaties goed en kwaad beide in.

In de bijbel staat op verschillende plaatsen: Doe het goede en laat het kwade. Maar dat wordt lastig als je het onderscheid niet kunt maken tussen goed en kwaad, of als je moet kiezen tussen twee kwaden. Goed en kwaad zijn dan weinig bruikbare termen om je gedrag en je handelen te sturen. Er staat in Romeinen 13:10 een prachtige zin die je kunt gebruiken om op het goede spoor te komen. Die zin is: De liefde doet de naaste geen kwaad. De naaste is in de bijbel iedereen die in je buurt is, degene die hulp behoeft, maar jij bent zelf ook de naaste van degene die hulp behoeft. Daaruit zou je kunnen afleiden dat het niet gaat om een keus tussen goed en kwaad, maar om liefde te betonen in alles wat je doet. En welke keus je dan ook maakt, in liefde doe je geen kwaad. In liefde heb je contact met de OBdH, en die zorgt ervoor dat je keus misschien niet direct maar wel uiteindelijk ten goede leidt.

Ik kan nu eindigen met de belangrijkste geboden uit de bijbel. Ik citeer: “Het eerste en het grote gebod is: Heb de Here uw God lief. Het tweede gebod, hieraan gelijk is: Heb uw naaste lief als uzelf”. Hier staan een religieuze en een profane interpretatie naast elkaar. En er staat tegelijk bij dat deze aan elkaar gelijk zijn. Het maakt dus niet uit of je gelooft of niet: liefde betonen en ontvangen kan ons beter mens maken. Vandaar het belang van de broederketen.

Wel geven deze gedachten mij te denken. Moet de dualiteit van goed en kwaad, licht en duisternis, zwart en wit niet genuanceerd worden? Dus niet alleen het zwart-wit geblokte veld, maar ook een soort grijze overgangen, een schemergebied? De OBdH geeft wel licht om te bouwen, maar het is vaak niet helder te zien, je ziet een glimp. Net zo is de stem van God niet duidelijk te horen, het is een zwak stemmetje, je moet goed je best doen om er iets van op te vangen. De een hoort dit, de ander dat. Alleen samen komen we verder.

Samenvattend: Goed en kwaad zijn voor mij niet anders dan zelf bedachte etiketten die je in concrete gevallen soms wel en soms niet ergens op kan plakken. Heb geduld als je een keus moet maken, laat inzicht komen dat je helpt. Een glimp van de OBdH, een zwakke stem van God, je intuïtie die vanuit je onbewuste komt. En praat met anderen om die intuïtie te verhelderen. Accepteer religieuze interpretaties. Ze zijn niet slechter of beter dan profane.

Nu mijn zelfkennis en hoe ik zover ben gekomen.

Mijn keus was om de wereld te leren begrijpen. Dat was voor mij niet de wereld intrekken, maar studeren. Ik ben begonnen met natuurkunde en sterrenkunde, de wereld was toen voor mij de dode materie, de ruimte en het heelal. Op de opleiding voor natuurkunde leraren, waar ik kwam te werken, werd mijn wereld uitgebreid met studenten. Om die te begrijpen had ik leerpsychologie en onderwijskunde nodig. In Indonesië waar ik drie jaar heb gewerkt, bleek de wereld vol magie en stille krachten, die in de parapsychologie en antropologie onderwerp van studie zijn. Daar, en weer terug in Nederland, werkte ik aan docentenontwikkeling. Voor de wereld van docenten had ik kennis van groepsprocessen en organisaties nodig. En als je dan managementcursussen volgt, leer je ook je eigen sterke en zwakke punten kennen. De wereld werd dus van natuurkundig steeds menselijker en ging uiteindelijk mijzelf omvatten, en ook de dingen die je nìet kunt begrijpen: God, de OBdH, de andere mensen. Dit was het begin van de lange weg van “Ken uzelve”. Welke dingen ik heb gedaan, die me uiteindelijk tot de vrijmetselarij hebben gebracht en die ik nu bewuster in kaart kan brengen. Later, in mijn leerlingenbouwstuk, wil ik hierop verder ingaan. Dan hoop ik mijzelf echt bekend te maken.

W.brs, dank voor uw aandacht.

A.M., tot zover het woord dat ik heb gekregen.

Legenda:  [tekst tussen haakjes] = achteraf toegevoegd

Scroll naar boven