“Filosofie, waar heb dat voor nodig?”
Stan Broekkamp. 13 mei 2014
Achtbare meester, waarde broeders,
Vandaag zou ik het willen hebben over filosofie. Waar heb deze voor nodig? Kan de filosoferende worden gevraagd. Bijv. op een verjaardag feestje. De aangesprokene zal zich ongemakkelijk voelen, omdat het antwoord nogal gecompliceerd kan zijn. Ik heb weleens het antwoord gehoord: omdat ik zo graag op jacht ga naar wilde slakken. De vraag was dan ook wat spottend gesteld. De oude Grieken hebben in wezen alle wijsgerige vragen gesteld die heden ten dage nog worden gesteld. Uiteraard zijn de antwoorden verschillend. Hoe komt het dat we er überhaupt zijn? Waarom zijn we er? Waar komen we vandaan en waar gaan we naartoe? Hoe zit de wereld in elkaar? Hoe moeten wij leven? Geleidelijk aan ontstonden verschillende kennisgebieden. Wetenschappen zo men wil. Op een bepaald moment werden wiskunde en geneeskunde onafhankelijk. Na het op een veilige afstand brengen van mythologie en magie zag men in de negentiende eeuw de sociologie en de psychologie bijvoorbeeld zich afsplitsen van de filosofie. Onder bovengenoemde spotters zijn er die beweren dat de wijsbegeerte ten dode opgeschreven zou zijn. De wetenschap zou de aangewezen bezigheid zijn om antwoorden te vinden op de grote vragen. Deze spotters zijn zich er onvoldoende van bewust, dat zij nu bezig zijn met pure filosofie.
Einstein heeft eens gezegd, dat de wetenschap een hoop kan verklaren, maar bijvoorbeeld niet waarom en hoe we moeten leven. Er blijven blijkbaar genoeg vragen over. Anders had de wijsbegeerte het de laatste vijfentwintig eeuwen niet zo lang volgehouden.
Vragen die soms nogal kinderlijk aandoen. Maar kinderen kunnen zich nog verwonderen over zaken waar volwassenen niet meer bij stilstaan.
Maar bestaat dé filosofie wel? Als ik om me heen kijk constateer ik teveel –ismen om op te noemen. Je ziet soms door de bomen het bos niet meer. Niet zelden zijn deze –ismen met elkaar in tegenspraak. Toch vindt men dat ze tot een zelfde soort club behoren met een zelfde soort competitie. Wat bindt de groep? Ik zoek de grootste gemene deler. Dit bedoel ik natuurlijk niet in criminele zin. Welke aspecten hebben de wijsgeren en hun wijsbegeerte gemeen? Na ruime overweging heb ik er zeven geteld. Een bijzonder getal …nietwaar Broeders? Laat Ik nu te werk gaan als een geneeskundige. Eerst de analyse. Dus eerst, als een anatoom, de zaak in plakjes snijden, die dan in vorm en functie bestudeerd worden. Daarna volgt de synthese.
De aspecten worden in logische volgorde geschetst, maar behoren tot een enkel geheel, dat mogelijk de huidige wijsbegeerte kenmerkt.
1) Het eerste aspect is het streven naar verklaring.
Het is een diepe menselijke neiging om alles te willen begrijpen. Mensen houden zich vast aan verklaringen. Ook al zijn ze onwaar. Je kunt niet tastend in de duisternis, struikelend door het leven gaan De mens zoekt naar licht. Het licht is een belangrijk symbool in veel woorden. Denkt u aan woorden als: verklaren, ophelderen, verhelderen en toelichten. Waardoor een beter zicht ontstaat bij het ontwarren, ontcijferen of uitleggen. Denkt u ook aan de lichtsymboliek in vertellingen. Als analogie voor zijn filosofische waarheid gebruikte Plato het licht van de opkomende zon bij het “grot verhaal”. Herakleitos, van de woorden Panta rei gebruikte het vuur begrip. Diogenes, in een ton wonend zei:” ïk zoek een mens”. Hij droeg een lamp. Plotinos sprak over het mystieke licht. Descartes sprak van het Lumen naturale. Nietzsche schreef boeken waarvan één titel luidde: “Morgenröte” en een andere “die Götterdämmerung”.
De wil te verklaren zal m.i. in de filosofie niet uitsterven. Daarentegen ben ik in mythologieën nauwelijks opheldering tegengekomen. De filosoof blijft altijd afhankelijk van wat in een bepaalde periode aanvaardt wordt als “het licht”. De filosoof probeert een ander licht te werpen op bekende begrippen, die dan beter tot hun recht zouden kunnen komen. Dat geldt echter ook voor andere wetenschappers, zoals de socioloog of de psycholoog. Wat is dan uniek voor de filosofie? Uniek is de speciale band tussen het denken en de persoonlijk doorleefde ervaring in het leven. De meeste mensen leven hun leven en zijn niet voortdurend diepzinnig aan het theoretiseren. Wetenschappers schrijven hun abstracte ideeën in de intellectuele sfeer van boeken, zonder emoties of persoonlijke ervaringen. Zowel in het dagelijkse leven als in de wetenschap blijven beide sferen gescheiden. Namelijk het theoretisch denken over het leven enerzijds en anderzijds het persoonlijk ervaren van het leven. Dat is kenmerkend voor niet filosoferen. De filosofie confronteert beide sferen. Ze wil de relatie tussen denken en het praktische leven verklaren. Deze relatie speelt zich af midden tussen de twee sferen. In de metafoor van het licht kun je zeggen, dat dit speelt midden tussen het oog en zijn object.
De wijsgeer wil de levenswerkelijkheid doorzien om te trachten die te beïnvloeden. Hij gelooft daarbij in de kracht van het woord.
Begrijpelijk is, dat machthebbers een kritisch oog gericht houden op de filosofie.
Zo komen we aan bij de tweede filosofische werkzaamheid.
2) Het bevrijden van.
In het licht werpen op de theorie en praktijk van het leven vallen soms onaanvaardbare dingen op. Machthebbers werken weleens met censuur, onderdrukking of opsluiting. Er kunnen onrechtvaardige wetten uitgevaardigd zijn. Er kunnen mensenrechten geschonden worden. Er kunnen maatschappelijke en/of religieuze dogma’s bestaan. Het “genre de vie”, (de levenswijze, en stijl ) kan onaanvaardbaar zijn evenals heersende ideologieën. In de strijd om een beter menselijk lot kan de filosoof natuurlijk fysiek strijden. Door met spandoeken rond te lopen, of juridisch. Toch loopt de strijd via de taal. En dat kan succesvol zijn. Enkele bekende filosofische slachtoffers zijn Socrates, Boëtius en Voltaire. Ik denk aan journalisten in Rusland die door “onbekenden” vermoord worden. Bij de studentenopstand in Parijs, in 1968, heeft de zeer links denkende filosoof Sartre publiekelijk heel lelijke dingen gezegd over Generaal de Gaulle. Sommige kranten vonden, dat Sartre opgepakt moest worden. Maar de generaal verklaarde grootmoedig: ” on ne poursuit pas Voltaire”.
Als een samenleving van alle onterechte knellingen bevrijd is zou er een eenvoudig leven, een basisbestaan overblijven van waaruit men opnieuw kan beginnen. Het wordt de filosoof wel eens verweten dat hij er na het afbreken niet bij vertelt hoe weer opgebouwd moet worden. Maar een wijsgeer is niet noodzakelijk ook een politicus. Toch heeft hij een politieke daad verricht. Dat blijft riskant. Filosofen zijn trouwens meesters in het maken van vijanden. Ik denk aan bv Socrates, Spinoza en aan Schopenhauer t.o.v. mensen met een andere doctrine.
Een tegengesteld, en dus vijandelijk denken kan ook in de filosoof zelf zitten. Zo komen wij bij de derde functie van de wijsbegeerte. Te weten het “ken u zelf”.
3) ken u zelf.
Het filosoferen zou men kunnen beschouwen als de ontmoeting tussen het leven en de denkwereld. Als je bedenkt wat het betekent om hier en nu te bestaan dan kun je je realiseren, dat bij de geboorte geen pakketje met vastgestelde eeuwige waarheden meegeleverd wordt. Ieder leven is persoonlijk en uniek. Denken en leven vormen per persoon een eenheid. Bij het denken kun je niet om je eigen persoon heen. Als je een theoretische beschouwing pleegt, die universeel wil zijn dan kun je niet al te persoonlijk zijn. Persoonlijk en universeel vormen een paradox. Als je naast mensenkennis beschikt over zelfkennis dan verzacht dat genoemde onlogische zaak. Bovendien kan erkennen van je eigen persoonlijkheid de communicatie bevorderen. De authenticiteit wordt duidelijker. Dan kan de eigen ervaring voor anderen van belang zijn. Hoe kan een jezuïet over de liefde schrijven als hij nog nooit een vrouw gestreeld heeft. Hoewel….! Zonder persoonlijke emotie krijg je een dorre academische scriptie. Over universitaire filosofie zei Schopenhauer : “das ist ja Professoren Philosophie von Philosophie Professoren”.
Bij te grote cerebraliteit blijft de waarheid in het hoofd hangen De emotie, de gevoelens, moeten gedoseerd richting onderbuik kunnen zakken wil een menselijke waarheid armen en benen hebben.
Filosofen met een zelfobservering zijn bijvoorbeeld:
Augustinus, met zijn “Belijdenissen”.
Montaigne, in zijn Essais
Rousseau: “Confessions”.
Nietzsche”.
Heidegger
Het ken u zelve is dus zeer belangrijk, maar niet makkelijk gedaan. De uit Roemenie afkomstige Franse schrijver Cioran schreef het volgende aforisme d.w.z. : een kort en bondige spreuk. : “La connaissance de soi, la plus amère de toutes, est aussi celle que l’on cultive le moins: à quoi bon se surprendre du matin au soir en flagrant délit d’illusion, remonter sans pitié à la racine de chaque acte, et perdre cause après cause devant son propre tribunal?”. *)
[ vertaal :…………. ]
*) Cioran : De l’inconvénient d ‘être né.
Bij de zaken: verklaren, bevrijden en zichzelf kennen is vnl. sprake van een naar binnen gericht zijn. Inspiratie kwam uit diverse bronnen: ervaringen, ontmoetingen lezen, mediteren, introspectie en verlangens. De wereld is als het ware naar jou toegebracht. In het woord inspiratie herkent u het woord spiritus d.w.z. geest. Denkt u aan het verband lucht en pneuma bij de oude Grieken. Inspiratie betekent ook inademen. Daar behoort ook bij de uitademing, ofwel de expiratie. Anders gezegd: de geest moet ook naar de buitenwereld gebracht worden. Publiek gemaakt worden. Liefst gedoseerd uit de fles komen. Zo komen wij op het volgende aspect van de wijsbegeerte, zonder welke deze bezigheid evenmin die naam verdient.
4) Het overdragen.(van filosofische gedachten)
De filosofie wil niet mysterieus zijn. Privé filosofie is geen filosofie. Gechargeerd wil ik dit uitleggen aan de hand van de begrippen zijn en hebben. In dit geval van de wijsheid. Degene die de wijsheid belichaamd, of ís, heet een wijze. Je kunt je al of niet bij hem aansluiten. Soms wijst hij wijsheid aan, meestal door openbaring verkregen. De filosoof echter hééft wijsheid. Hij kan die kwijtraken of aanvullen; en al of niet gebruiken in het leven.
Het hoort tot de beschaving en beleefdheid van de filosoof om zich helder uit te drukken. In ieder geval om zich zo te uiten dat zijn woorden makkelijk te vertalen zijn naar gewone taal. Bovendien zal een taal als kunstwerk, literatuur dus, beter beklijven. Er bestaan echter nogal wat obscure auteurs, die alles uitstralen behalve wijsheid, kracht en schoonheid. Ik denk aan bv. Heidegger.
Een volgend aspect van de wijsbegeerte is het vooruitzien bij de ontwikkeling van mens en maatschappij.
5) vooruit zien.
Ik bedoel niet vooruitzien in de zin van telepathie, hallucineren, déjà vu ervaring communicatie met overledenen of bijna dood ervaring. Een filosoof kan zijn verbeeldingskracht en intuïtie gebruiken bij het schetsen van een mogelijke toekomstige wereld. Gelukkig hebben de anti-utopisten George Orwell en Oswald Spengler geen gelijk gekregen. Francis Bacon wilde experimentele onderzoekers in zelfde gebouwen onderbrengen en bevindingen laten administreren, om zodoende kennis beter te concentreren en geleidelijk uit te bouwen. Bacon streefde naar het langer kunnen leven van de mens. Daartoe onderzocht hij dode lichamen. Er werd lacherig gedaan over Bacon. Maar hij heeft gelijk gekregen. De mens nu leeft veel langer dan toen.
De negentiende eeuw wordt beheerst door de vooruitgangsgedachte. Te beginnen met Condorcet, tijdens de Franse revolutie. De z.g. utopisten zijn auteurs die samenlevingen schetsten zoals die zouden kunnen worden. Plato, Thomas More, Francis bacon dus. Kant schreef het boekje: “Zum ewigen Frieden”. Een staat moet sociaal zijn. Er moet een bovennationale organisatie komen. Ook een bovennationale rechtspraak. Dit laatste is helaas niet helemaal gerealiseerd.
Het vooruitzien van de filosoof is het mediteren over het mogelijk toekomstige.
Resumerend denk ik, dat de filosofie in algemene zin gekenmerkt wordt door het zoeken van een verklaring voor duistere zaken. De filosoof wil letterlijke en figuurlijke “knelpunten” bij de mens aan het licht brengen. De filosoof streeft naar zelfkennis om het filosofisch denken meer verantwoord uit te dragen. Hij mediteert over de mogelijke toekomst.
Twee punten kan ik toevoegen aan de genoemde vijf.
6) het veranderen van de mens.
i.t.t. de mens te bevrijden van narigheden gaat het nu om een duidelijke constructieve bezigheid. Sartre zei: l’existence précède l’essence. Dwz het bestaan gaat vooraf aan de essentie van wat je bent. Of eigenlijk aan de zin die je aan jezelf geeft. Die zinverschaffing geschiedt meestal via familie, school, de studie allerlei instellingen, religies of een cultuur. Mimetische processen spelen een belangrijke rol. De keuze is te omvangrijk, zodat de mens het als het ware niet goed meer weet en van alles een beetje kiest. Volgens prof. J.H. van den Berg, met zijn metabletica, is die grote keuze mogelijkheid een van de neurotiserende factoren. Hij spreekt liever van ”sociosen”. Denkers streven er naar, meestal met woorden, om de mens aan te zetten zichzelf autonoom en duidelijk vorm te geven en zich maatschappelijk verantwoord en authentiek op te stellen.
7) last but not least kan de filosoof genieten en plezier ondervinden van zijn arbeid. Zoals een bouwvakker wanneer het dak erop zit of een kunstenaar als het werk af is. Spotten met de wijsbegeerte is ook echt filosoferen. Als alles verworpen moet worden, dan ga je opnieuw aan de slag.
Ten slotte
De aspecten die de filosofie kenmerken zijn zeven in getal. Tezamen vormen ze een eenheid. De grootste gemene deler.
Zeven is een bijzonder getal. De begrippen wijsheid, kracht en schoonheid komen in mijn betoog telkens om de hoek kijken. Wij maçons komen bij elkaar, niet om te debatteren. Om elkaar te begrijpen. Wij aanvaarden evenmin dogma’s. Maar wij doen niet aan proselitisme. Wij maken geen vijanden en komen bij elkaar vanwege de rechte verhouding, die we in de praktijk willen brengen.
De positieve zowel als de negatieve aspecten van het filosofie bedrijf kunnen de maçon veel leren. De tijd is nu tekort om uit te wijden.
A:. M:. , hierbij hoop ik aan mijn plicht van vrijmetselaar te hebben voldaan.
Br:. Stan Broekkamp
Doorn 13 mei 2014